woensdag 13 februari 2013

Flexibele kameraadschap


Het is vreemd, maar ik krijg toch het gevoel dat het flexibele werken je wel met meer collega’s in contact brengt, maar dat de contacten vooralsnog veel oppervlakkiger blijven. Hieraan moest ik denken, toen ik eindelijk weer eens met een collega van Oude Testament op één kamer kwam te zitten – een flexkamer. Dat voelde opeens zo vertrouwd, dat ik begreep dat het in de weken daarvoor anders was geweest.

Vóór het flexwerken zat ik met twee, later drie mensen in één werkkamer. Naast ons zaten nog drie mensen in één kamer en samen vormden wij de afdeling Oude Testament. We kwamen ’s morgens binnen, zetten koffie (of thee) voor onszelf en voor ieder ander die ook wilde. We bliezen stoom af bij elkaar, we roddelden wat en gingen aan het werk. In de pauze aten we altijd samen. En omdat je zo lang bij elkaar zat, leerde je elkaar vanzelf kennen. Elkaars sterke en minder sterke kanten. Elkaars kinderen, kleinkinderen. Elkaars ergernissen. Het ging gewoon vanzelf.

Nu zit je alleen in een werkkamer of, als je een tweepersoonskamer kiest, zit je na een tijdje hooguit met z’n tweeën. Maar elkaar leren kennen, ho maar, want de andere is een onbekende bekende. De ene keer zit je samen met die, de andere keer met een ander. Je komt meestal niet verder dan ‘goedemorgen’ of ‘ik ga even koffie halen’. Je durft niet eens meer tegen je computer te praten, uit angst dan de ander dat raar vindt. Ik praat namelijk regelmatig tegen mijn computer, en dat wisten mijn vroegere collega’s. Die trokken zich daar al niets meer vandaan. Zij hadden weer andere eigenaardigheden.

En aan de andere kant, als je een collega tegenkomt in de pauze, bij de koffieautomaat of zo, kom je niet zoveel verder met kennismaken. Want waarover praat je bij een koffieautomaat? Over de kwaliteit van de koffie, van de thee, of van het weer. Misschien nog over de kwaliteit van het spoor of van de files, maar daar houdt het dan toch wel mee op. Dus waar moet je je collega’s nu nog leren kennen, als niet tijdens het werk en niet tijdens de pauze.

Aan dit stukje komt geen happy ending. De uitkomst van deze paradox – wel meer contacten en toch minder contact – is voorlopig nog onbekend. Misschien moet ik gewoon wat meer tegen de computer praten... Dus, collega’s, als jullie bij mij komen zitten in zo’n tweepersoonsflexplek, wees gewaarschuwd!

 

zaterdag 9 februari 2013

Flexibele zelfdiscipline


Het nieuwe werken brengt met zich mee, dat je ook thuis werkt. Meer dan voorheen, in mijn geval. Voor de flexibele indeling was ik tamelijk onflexibel: dinsdag en donderdag aan de VU, andere dagen ‘s ochtends op mijn vaste plek aan de PThU te Kampen, ’s middags meestal thuis. Dat had ik zelfs zo onder mijn mails staan, zodat iedereen wist waar ik uithing. Nu zijn de dinsdagen en donderdagen gelijk gebleven, want dan geef ik doorgaans college. De andere dagen zit ik echter thuis. En dat vereist een ander soort aanpak.

Ik lees in de kranten klachten over het verloren gaan van werk en privé, over 24/7 economie, over nooit meer klaar zijn met je werk, digitale stress. Dat kan allemaal optreden. Daar heb ik wel ruimschoots ervaring in. Ik heb altijd thuis gewerkt, voor een groter of kleiner deel. De scheiding van werk en privé heb ik eigenlijk nooit goed gekend. Thuis colleges voorbereiden en op het werk privémail beantwoorden. Een artikel zitten schrijven en als je even vastloopt de wasmachine aanzetten. Werken totdat je kinderen thuiskomen en dan met hen eten of theedrinken. Kinderen voorlezen en naar bed brengen en dan nog even een scriptie nakijken. Zo gaat het al jaren.

Het vergt wel zelfdiscipline. Maar andere dan ik had gedacht! In het begin hoorde ik mijn moeders stem in mijn achterhoofd: het mag wel een rommeltje zijn, maar leg dan wel alles op één stapel. Of: niet de was laten liggen als-t-ie nat is, dat gaat stinken. Het huis netjes houden en schoon, dat hoorde bij mij onder het kopje “zelfdiscipline”. Totdat ik – al tijdens mijn studie – dacht: ik moet het andersom regelen. Ik moet zelfdiscipline hebben om te gaan werken, ook al is het een puinhoop om mij heen en ook al ligt de was nog te wachten. Dat heeft een tijdlang heel goed gewerkt, maar nu breekt er toch weer een andere fase aan.

Nu ik veel meer thuis werk, ligt er altijd wel wat op me te wachten van dat werk. Scripties, mails, halve artikelen, lesvoorbereidingen. Nu moet ik toch regelmatig een andere zelfdiscipline van stal halen: weekend houden of wat ouderwetser gesproken zondagsrust. Op zaterdagavond de computer uit en niet meer aanzetten tot maandagochtend. Punt. Dus daarom typ ik dit blogje nog even af en ga mij wijden aan de zondagsrust: dienst, koffie, mij laten verwennen door mijn dochter die weer gaat koken, boekje lezen, spelletjes doen met de jongens, Latijn overhoren, openhaard aan, een aflevering Star Trek met mijn man. Zondag, ik kom eraan!

dinsdag 5 februari 2013

Flexibel lunchen


Het is dat ik (nu nog) een calvinistische werkethiek heb, anders had ik afgelopen dinsdag drie keer geluncht. En dat allemaal door onze flex-indeling op het werk.

Ik had met een collega overlegd over een bundel artikelen die we gaan uitgeven. Op papier zien de plannen er prachtig uit, maar in de praktijk zijn er altijd leeuwen en beren op de weg, valkuilen en andere obstakels. Nadat we die besproken hadden, gingen we even lunchen – beneden in de mensa. Een beetje vroeg, maar we waren die ochtend ook nogal vroeg begonnen. Ik nam paddenstoelensoep. Voor soep kun je me namelijk ’s nachts wakker maken.

Toen ik weer op de flexplek was die ik ’s ochtends veroverd had, kwamen net de collega’s van Oude Testament langs op weg naar hun lunch. Ze zagen mij door de glazen deur en vroegen of ik meeging. Nee dus, ik had mijn lunch al op – al moest ik wel even slikken, want er was naast de paddenstoelensoep ook nog kerriesoep in de aanbieding. En voor soep kun je me…, maar dat heb ik al gezegd.

Een tijdje later liep een collega van Nieuwe Testament langs, die ik nog iets moest vragen. Ik stormde dus uit mijn flexhok en stelde de vraag. Maar van het een komt het ander en het gesprek duurde wat langer dan gedacht. En opeens komen daar de andere collega’s van Nieuwe Testament vragen of de door mij aangeschoten collega nog meeging om te lunchen. En o ja, ik mocht ook wel mee, als ik nog niet gegeten had. Weer in dubio: zou ik toch nog die kerriesoep…? Maar ja, wat dan verder, want ik kan toch moeilijk zeggen dat ik al gegeten had en alleen maar voor de kerriesoep mee was gegaan. En mijn broodtrommeltje was al helemaal leeg! Bovendien lag er nog een deadline op mij te wachten van een artikel in een andere bundel. Dus nee, dank je, ik heb al gegeten. Al moet ik toegeven: ik zei het met iets minder overtuiging. Voor soep kun je me… o ja, dat had ik al gezegd.

Vraag is nu of flexwerk met zoveel glazen wanden wel bevorderlijk is voor de calvinistische werkethiek? Of gaan we nu met z’n allen hier bij theologie langzamerhand over op de meer Bourgondische levensstijl? En dat bij de VU!