donderdag 11 april 2013

Flexibel College van Bestuur


Het College van Bestuur van de Vrije Universiteit is terugverhuisd naar het hoofdgebouw, en wel naar de tweede verdieping. Om precies te zijn gang 2E. Nu zou dat niets bijzonders zijn, ware het niet dat dit ‘onze’ gang is, waar wij als theologen en filosofen flexibel werken. Zoals u merkt, staat het woord ‘onze’ tussen aanhalingstekens, omdat wij geen eigendommen meer hebben vanwege het flexwerk. Na de inverhuizing van het CvB hebben we dat stuk gang helemaal niet meer – zo flexibel zijn wij!

Waarom koos het CvB voor dit stuk gang? Nee, niet omdat ze ook flexibel willen werken, want dat zie ik ze nog niet doen. En waarschijnlijk ook niet, omdat ze niet met de lift willen en de tweede verdieping nog bereikbaar is per trap. Dan hadden ze toch beter voor de begane grond kunnen kiezen. Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar ik hoop dat de werkelijke reden ligt in het feit dat bij ons, theologen én filosofen, de geest van Abraham Kuyper nog rondwaart. De geest van de verheffing der kleyne luyden. De geest van de emancipatie van de ondergeschoven tegencultuur. De geest van de eigen identiteit die zich niet laat kleinmaken. Als dat zo is, namelijk, dan heb ik goede hoop op een prachtige toekomst van de VU.

De VU is namelijk enorm gegroeid in de afgelopen jaren. Tienduizenden studenten extra zijn er aangetrokken en als ik om me heen kijk in onze gebouwen, dan zijn dat autochtone en allochtone Nederlanders. O nee, dat woord zouden we niet meer gebruiken, dus ik zie Nederlanders van allerlei komaf. Ikzelf, achtste generatie Duitser, ben daar best gevoelig voor. En al die Nederlanders van diverse komaf geven wij les en verheffen wij tot academisch niveau – uit welke klei ze ook zijn getrokken. En dat lesgeven, dat wordt het speerpunt in de komende jaren! Dat hoort op niveau te zijn en daarvoor heeft de VU een nieuwe rector magnificus van niveau aangetrokken. Geheel in de geest van Abraham de Geweldige.

Die geest hangt dus in gecondenseerde vorm in de faculteit der godgeleerdheid, zoals wij officieel nog heten, al heet ons curriculum Theologie en Religiewetenschappen. Hoe wij binnen deze faculteit flexibel (!) werken en weten om te gaan met diverse achtergronden, is hopelijk een voorbeeld, ja een inspiratie voor het CvB. Wij werken samen als christenen, moslims, boeddhisten en hindoeïsten. Wij leveren predikanten aan hersteld hervormde, baptistische, remonstrantse en doopsgezinde kerken. Wij proberen steeds het interreligieuze en interdenominationele gesprek op gang te brengen en te houden. En toch maken we er niet één pot nat van. Iedereen gaat uit van zijn eigenheid.

En in het klein kan dat een voorbeeld zijn voor het grote geheel van de VU. Niet van heel de VU één pot nat proberen te maken, maar juist de faculteiten hun eigenheid te laten uitbouwen en hun specialismen te laten ontplooien. Het interfacultaire gesprek op gang brengen en houden, maar niet ten koste van de eigenheid. En dat alles voor het onderwijs, de verheffing van wie er ook maar binnenkomt met een geëigend diploma. Ook als ze op het gebied van het Nederlands wat achterlopen, ook als ze nog moeten inburgeren en ook als ze uit een plaats komen waarvan nog nooit iemand heeft gehoord. Bedum of zo. Daarvoor kunnen we – in de geest van onze stichter – best een pot geld vrijmaken.

Ik wens het CvB een heel plezierige tijd op gang 2E en ik hoop op inspirerende gesprekken op deze mij nu al dierbaar geworden gang. Voor zo’n visie sta ik mijn kamer – o nee, de kamer die ik in dit nieuwe flexwerken het liefste nam – graag af.

 

zondag 7 april 2013

Bibliotheek met flexibele routeplanner


Sinds de PThU uit Kampen wegverhuisd is, woon ik niet meer op drie minuten afstand van een van de beste oudtestamentische bibliotheken van Nederland. Het werd dus tijd om andere bibliotheken te bezoeken. En dat valt niet mee. Niet omdat ik zo conservatief ben dat ik niet kan overschakelen, maar wel omdat het flexwerken me een beetje in de weg zit.

Kijk, de bibliotheek van de Theologische Universiteit Kampen (Broederweg) zit op zes minuten lopen afstand, dus als ik snel iets nodig heb en deze bibliotheek heeft het voorhanden, dan loop ik daar even heen. Maar niet alles is daar, zeker niet op andere vakgebieden dan de theologie. En dat is soms nodig. Dus het werd tijd om mijn pas van de VU-bibliotheek van het stof te ontdoen. En dat betekent: administratie! Eerst had ik dat niet zo door en vroeg rustig een aantal boeken aan om ze op te halen als ik weer eens een dag werkte in Amsterdam. Gemiddeld kom ik daar zo’n twee dagen in de week, dus waarom niet? Ik zal vertellen waarom niet!

 Op een willekeurig dinsdag in maart kom ik in Amsterdam, verover mijn flexplek en ga – na het instellen van bureau, telefoon en andere zaken – aan het werk. Mijn agenda vertelde mij dat ik boeken had aangevraagd, dus op naar de negende verdieping. Daar staan drie boeken. Twee herken ik direct en ik bestudeer de pagina’s die interessant zijn voor mijn onderwerp, de Targoem en de bestudering daarvan door christenen van de zestiende eeuw.

Maar dan die derde: Over het christelijke gezinsleven. Dat is van 1906. Bepaald niet Targoem, bepaald niet zestiende eeuw. Heb ik dat aangevraagd? En waarvoor dan? Bladerend in de inhoudsopgave blijkt dat het een band is met verschillende kleine boekjes van die tijd. Eén ervan komt me wel bekend voor: Gunning over de man als priester van het gezin. Nu weet ik het weer: dat is niet voor mijn Targoemonderzoek, maar voor de nieuwe bundel van het CERT (Center for Evangelical and Reformation Theology). Daarin wil ik die gedachte – de man als priester van het gezin – nader bestuderen: waar komt die gedachte vandaan en hoe vult men die in? Ik vind het namelijk een vreemde gedachte binnen evangelische theologie!

Nadat ik Gunnings pagina’s heb gescand en electronisch heb opgeslagen, kijk ik verder in mijn agenda. Wat moest ik nog meer? Een boek over de opkomst van de encyclopedieën – want een collega vermoedt dat het maken van meertalige bijbels in de zestiende eeuw in deze trend paste! Dat boek had ik toch aangevraagd? Waarom stond het dan niet bij die andere? Terug naar de negende verdieping: nee, daar staat het echt niet. Gevraagd aan de bibliothecaris aldaar: dat staat op de tweede verdieping. Ah, vergeten om in mijn agenda te schrijven! En inderdaad staat het op de tweede, alleen is het een artikelenbundel waarin de zestiende eeuw nu juist weer niet vertegenwoordigd is...

Na een vergadering weer verder met het werk. Want nu ik hier toch in Amsterdam ben, moet ik wel alles doen wat ik hier te doen heb. Ik had nog twee boeken aangevraagd. Bij “mijn leengegevens” staan die echter niet. Hoe kan dat nu? Wacht eens even, had ik dat niet bij de PThU aangevraagd? Een verdieping lager bij de PThU hebben ze inderdaad twee boeken voor mij: één over de christenen uit de zestiende eeuw die Hebreeuws bestudeerden en één over het Rusland van de zeventiende eeuw. Die laatste zal voor mijn echtgenoot zijn, want met Rusland heb ik niets. Dat boek had ik niet eens in mijn agenda staan. Maar goed dat de bibliothecaris het nog wist.

Waar is dan dat laatste boek? Ik had in mijn agenda staan dat ik een boek over Johannes Reuchlin moest hebben: hij was in de zestiende eeuw fel gekant tegen het verbranden of zelfs in de ban doen van Joodse literatuur. De catalogus van de VU wijst aan dat deze aanwezig is op de tiende verdieping, maar dat ik die niet had kunnen reserveren: het staat in een van de boekenkasten waarbij je het boek zelf moet pakken en lenen... Zelfservice. Dus op naar de tiende verdieping.

 Vanaf dat moment schrijf ik dus hele blaadjes vol administratie met welk boek ik waar moet halen (en soms ook voor welk artikel ik het heb aangevraagd) en maak ik bij wijze van spreken een routeplanner door het gebouw.