dinsdag 23 december 2014

Flexibel afluisteren


Sinds wij flexplekken hebben en geen privéplekken meer, wordt er druk overleg gepleegd in de gangen. Dat zijn bij ons geen wandelgangen, al zijn ze daar lang genoeg voor. Het zijn eerder zitgangen, of misschien beter geformuleerd: hangplekken voor docenten. De een overlegt daar met een collega-docent, de ander met haar AiO. Weer anderen proberen daar studentdossiers te bespreken onder de vraag: mag deze student wel/niet worden toegelaten tot de master?

Als je zo een aantal keren op een dag die gang afwandelt, langs de hangplekken, kom je zo heel wat te weten. Al is het maar wat kennis over jezelf. Nieuwsgierigheid doet mij afvragen: wat bespreekt een docent vanuit Praktische Theologie met een docent vanuit Systematische Theologie? (“Waarom vraag ik me dit af: is er dan werkelijk geen verband tussen PT en ST?”) Waarom spreekt die ene hoogleraar vandaag allerlei mensen van verschillend pluimage? (“Heeft die hoogleraar niet een kantoortje kunnen huren? Was hij/zij daarvoor te laat?”) Wie zijn die twee mensen die op dit moment hier rondhangen en waarom ken ik ze geen van beiden? (“Ligt dat aan hen of aan mij?”)

Zelf zittend en vergaderend op zo’n hangplek ben je vaak zo druk in gesprek dat je helemaal niet doorhebt dat sommige mensen een paar keer langskomen: een (paar) keer voor de koffie, een keer voor college en dan weer terug, een keer voor het toilet, een keer om iemand op te zoeken. Je hebt dus ook niet door of zo’n wandelganggebruiker iets oppikt van de gesprekken. Laat staan of zo iemand z’n best doet om z’n nieuwsgierigheid te bevredigen en werkelijk probeert iets te verstaan van deze overlegjes.

Zouden er mensen zijn die extra vaak koffie gaan halen om zo iets nieuws te horen? Uit pure verveling (de hele dag op zo’n flexplek in een kale kamer naar een beeldscherm staren is ook niet alles) of uit brandende nieuwsgierigheid (wat gebeurt er nu weer en wat voor mastervariant wordt er nu weer uitgebroed voor volgend jaar)? Dergelijke afluisterpraktijken werken natuurlijk lang zo effectief niet als de NSA of de telefoontaps van de AIVD, maar het kan toch in ieder geval de tijd doden van verveelde collega’s en het is een stuk gezonder dan telefoontjes afluisteren of e-mailtjes van anderen lezen. Je beweegt nog eens wat in zo’n wandelgang.

Ai, nu ik op het idee gekomen ben dat je de wandelgangen kunt gebruiken om de hangplekken af te luisteren, moet ik toch eens beter opletten tijdens overlegjes of er niet mensen verdacht vaak langskomen. Het kan natuurlijk gaan om dorstige zielen op weg naar koffieautomaat of wc, maar je weet maar nooit.

zondag 30 november 2014

Flexibele pet


Ik had mijn pet afgelopen dinsdag op mijn werk laten liggen. Niet op de algemene kapstok, maar op een haakje bij een van de flexplekken. En dat is iets anders dan je pet laten liggen op je eigen werkplek, want dan vind je hem de volgende werkdag weer terug op dezelfde plek, want het is tenslotte jouw eigen plek. Zo niet met flexplekken.

Eenmaal in de trein bedacht ik het me pas en dan doe je er niets meer aan. Maar intussen bedacht ik mij kilometers lang wat er met mijn dierbare pet zou gebeuren. Ik ben hem al eens kwijt geweest, een aantal jaren geleden. Nergens meer terug te vinden, totdat ik met Sinterklaas een treiterig gedichtje moest voorlezen en ik opeens snapte dat ik hem per Sint-pakketje weer terug kreeg. Helemaal uit Spanje, zei het gedicht, maar aan de glunderende snoet van mijn oudste dochter te zien had ik hem bij haar had laten liggen. Maar dat zou nu, met die flexplekken, niet gebeuren. Daar helpt geen lieve Sint aan, en ook geen Pieten – van welke kleur dan ook.

Bij Duivendrecht kon ik mijzelf nog wijsmaken, dat ze mijn arme pet wel gewoon zouden laten hangen. Maar toen we Weesp eenmaal voorbij waren, wist ik zeker dat die mogelijkheid eigenlijk tot nul moest worden gereduceerd. Maar waar zouden ze hem laten. Bij de dames van de receptie, natuurlijk, dacht ik bij Almere Muziekwijk. Of misschien op de bar van de lounge, bedacht ik me bij Almere Centrum. Zouden ze hem op het “prikbord” gaan hangen, vroeg ik me af, terwijl ik weer een gratis safariritje langs de Oostvaarders Plassen kreeg. Waar zou ik andermans pet laten als ik die zou vinden, vroeg ik me sinds Lelystad Centrum af?

Twee dagen later vond ik hem weer: op de algemene kapstok bij de ingang van onze gang. Hij lag daar keurig op mij te wachten. Het is een heel flexibele pet!

woensdag 12 november 2014

Flexibele verantwoordelijkheid


Op de werkplek waar ik het liefste werk en die ik inmiddels al bijna ‘mijn werkplek’ ben gaan noemen, is het toetsenbord wat aan het verslijten. De ‘r’ doet het regelmatig niet, zodat ik mensen soms ‘hatelijke’ groeten doe toekomen onderaan mijn mail. Ik ben daar alweer zo aangewend, dat ik nooit een mail verstuur zonder te kijken of ik weer hatelijk aan het groeten ben of mensen ‘goeten’ toestuur, wat dat dan ook mogen wezen.
Nu viel me gisteren op dat inmiddels ook de ‘t’ begon de haperen. Dan wordt groeten wel heel akelig: ‘me haelijke goeen’, komt er dan te staan. Daarover kunnen mensen over 300 jaar dan weer eens flink over nadenken: Wat heeft ze daarmee bedoeld? Zou het een technische fout zijn, of een menselijk? Of is het toch een vorm van ironie of een bijzondere vorm van e-taal die we nog niet ontdekt hebben?

Nu gaat het me niet om de toekomstige archeologie, maar om iets anders. Dit zielige toetsenbord doet bij mij de vraag rijzen wie nu eigenlijk verantwoordelijk is voor toetsenborden op flexplekken, en dan voor dit toetsenbord in het bijzonder. Bij niet-flexibele werkplekken is het duidelijk: het toetsenbord dat je altijd gebruikt, is jouw verantwoordelijkheid als het niet meer naar behoren functioneert. Niemand anders zal opmerken dat het niet meer goed werkt, dus niemand anders zal gaan klagen bij de instantie die gaat over toetsenborden.
Nu met de flexplekken weet ik het eigenlijk niet meer. Moet ik gaan klagen (als ik al weet bij wie)? Het is mijn toetsenbord niet! Het is tenslotte een flexplek. Ik zit er niet alleen. Anderen zitten er net zo vaak of misschien vaker achter. Maar ja, als ik het niet doe, dan doen anderen het om dezelfde reden waarschijnlijk ook niet. Dus voelt niemand zich verantwoordelijk voor dit arme toetsenbord.  Is dat nu flex-verantwoordelijkheid? Of moet er dan een soort rouleersysteem komen: Je ben verantwoordelijk voor het toetsenbord dat je toevallig op de eerste maandag van de maand gebruikt. Is dat doenlijk? Of moeten we er toch een flex-commissie op zetten die iedere maand alle toetsenborden controleert? En natuurlijk alle beeldschermen, telefoons, stoelen, tafels, etc.
Ik heb de neiging om af te wachten. Kijken of iemand anders zich sneller aan het missen van de ‘r’ en de ‘t’ ergert dan ik. Kijken of er nog meer letters uitvallen, bijvoorbeeld de ‘e’, zodat ik straks mijn mails slechts ‘m halijk gon’ kan afsluiten.

Mocht u ooit een dergelijke groet tegenkomen, dan weet u in ieder geval met welk toetsenbord die gemaakt is. En het geeft u inzicht in de persoon die de mail schreef: net zo weinig of nog minder verantwoordelijkheidsgevoel voor flex-toetsenborden als ik.

M haljk gon, vln

dinsdag 21 oktober 2014

Flexibele bezittingen


Het was erop wachten, maar na twee jaar werken met flexplekken zijn er zo langzamerhand heel wat mensen die de regels overtreden. We hebben—om maar wat te noemen—mensen die zich een eigen kantoortje hebben toegeëigend en daar boekenkasten hebben neergezet met al hun boeken. Dat is misschien wel de grootste zonde tegen het flex-systeem. We hebben ook een hokje dat nu voor één dag in de week voorbestemd is voor drie collega’s die alleen op die dag komen en dan blijkbaar erg graag willen samenwerken. Kijk, daar kunnen we natuurlijk niets op tegen hebben—dat samenwerken—maar waarom ze daarvoor nu telkens een kantoortje moeten claimen?

En dan zijn er nog de kleinere overtredingen—ja, ik noem het overtreding, want van het een komt altijd het ander. Je weet wel: het hellend vlak! Ik heb de volgende zaken opgemerkt in onze flexibele werkomgeving:

·         Er is iemand die een eigen (!) plant heeft. Nu is die iemand zo netjes hem na het werk op een flex-kast te zetten en iedere keer als ze werkt, hem pas mee te nemen naar haar bureau. Maar het is de deur op een kier.

·         Er zijn mensen die allerlei bijzondere stoelen naar binnen hebben gesmokkeld, zelfs hooggeplaatsten! Alles onder het mom van “arbo-voorschriften”. Ja, maar het betekent wel er iets “eigens” ontstaat. En waar staan al die stoelen? Allemaal in het hok dat bedoeld was om eventjes ongestoord en niet-storend te kunnen bellen.

·         Ja, hier en daar heb ik zelfs iets aan de muur zien hangen—en dan bedoel ik niet de jassen. Mensen die een hokje hebben opgevrolijkt en er dan bij voorkeur zelf in zitten.

 Als dit na twee jaar al zover is, hoe moet het dan verder? Komt alles dan op losse schroeven te staan? We wachten af. Tot over twee jaar.

woensdag 5 maart 2014

Computo ergo adsum

Omdat we op ons werk iedere keer ergens anders zitten, kunnen de telefoons niet voorgeprogrammeerd zijn op een bepaald nummer. Je kunt tenslotte niet iedere dag een nieuw telefoonnummer aan je relaties sturen. Daarom hadden we eerst telefoontoestellen waarbij je kon inloggen – daar schreef ik al eens over. Omdat we dat inloggen of het later uitloggen de helft van de keren vergaten of niet voor elkaar kregen, is dat systeem vervangen door een ander systeem. Het nieuwe systeem is gekoppeld aan de computer waaraan je werkt: als je inlogt, gaat je telefoon vanzelf op jouw persoonlijke telefoonnummer staan. Als je uitlogt, logt ook je telefoon uit. Probleem opgelost.
Tenminste, dat dacht ik. Maar nu gebeuren er andere dingen, vreemde dingen. Het doet me denken aan de filmserie The Matrix. Zolang ik aan mijn computer werk – mailtjes lees of schrijf, rapportjes tik, internet raadpleeg of een bibliotheekcatalogus – gaat alles goed. Dan ben in “ingeplugd” en derhalve “aanwezig” volgens mijn telefoon. Als ik wegga om college te geven, voor koffie of een bespreking, gaat mijn computer op standby en derhalve mijn telefoon op “afwezig”. Tot zover niets bijzonders.
Maar er zijn ook andere momenten. Ik kijk wel eens scripties of werkstukken na, ik lees wel eens een artikel achter mijn bureau, ik lees zelfs wel eens door de mijn werkgever op papier uitgebrachte rapportjes – en ook dan gaat mijn computer op standby en mijn telefoon op “afwezig”. De definitie van “aanwezig” is dus: bezig met de vingers op het toetsenbord of aan de muis. Als ik niet meer virtueel ingeplugd ben, ben ik er dus helemaal niet. In onze gang hangt nog de spreuk cogito ergo sum (‘ik denk dus ik besta’), maar sinds het nieuwe telefoonsysteem moet dat eigenlijk vervangen worden door computo ergo adsum (‘ik computer dus ik ben aanwezig’).