woensdag 14 januari 2015

Flexibel in- en uitchecken


Nu ik er goed over nadenk, merk ik dat ik eigenlijk vier werkplekken heb: een flexplek in de faculteitsgang van de VU, een flexplek in de trein, een vaste plek in mijn studeerkamer thuis en een flexplek in de huiskamer. Voor twee van die flexplekken moet ik in- en uitchecken: aan de VU, omdat de gang gesloten is voor niet-medewerkers, en in de trein, omdat... tja, dat weet ik eigenlijk niet. Niet omdat ik betalen moet, want ik heb een abonnement. Misschien dus omdat de NS wil bijhouden waar al hun passagiers zich bevinden?

Als ik dus niet thuis werk, heb ik altijd een kaartje bij me: mijn VU-pas en mijn ov-chipkaart. Beide kaarten hebben meer functies dan voor het in- en uitchecken alleen. Met de VU-pas kan ik koffie en thee halen en met mijn ov-chipkaart kan ik ook in de tram – tenminste, als ik hem heb opgeladen.

Nu doet zich de laatste tijd zich het vreemde verschijnsel voor dat ik zo gewend ben aan het bij me dragen van die pasjes, dat ik ze thuis begin te missen. Zou ik mijn jongens zo gek krijgen om een pasjessysteem te verzinnen. Dat kan dan gelijk gelden als inlogpasje voor het internet: na zoveel uur per week sluit het internet zich af op hun computers. En als pas voor de koelkast: niet meer dan zoveel glazen drinken op een dag. Als pas voor de tv: niet meer dan één film per week. O ja, en de pas is weer op te laden door het doen van een klus in het huishouden: was ophangen is 1 punt, koelkast schoonmaken 3 punten, glas in de glasbak doen 2 punten. Ja, al die pasjes brengen mij wel op een idee.

zaterdag 3 januari 2015

Flexibel recenseren

Omdat ik redelijk ver van de flexplekken woon waar ik werk, reis ik met de trein heen en weer. Die trein beschouw ik net zozeer als mijn flexplek als de flexplekken aan de VU. Je kunt in de trein tenslotte uitstekend lezen en aantekeningen maken voor een recensie, bijvoorbeeld. Werk dat ik aan de VU niet doe, omdat iedereen door die glazen wanden heen loopt te denken dat je lui een boek aan het lezen bent en ook omdat mijn computer dan op standby gaat en aan iedereen vertelt dat ik er niet ben.

Dus las ik onlangs een interessant boek in mijn onderzoeksgebied, de dissertatie van Alinda Damsma over de Tosefta-Targumim van het boek Ezechiël. Het eerste hoofdstuk gaat over een nogal esoterische, joodse tekst, waarvan er verschillende versies bestonden. Er zat nogal wat humor in, bijvoorbeeld dat Sanherib in de hel aan Nebukadnezar gaat uitleggen wat hij fout gedaan heeft. Bovendien lopen die twee heren elkaar nogal uit te schelden, daar beneden. Aangekomen op station Lelystad kon ik het boek niet wegleggen. Ik ging op een bankje op het juiste perron zitten en las gestaag verder in dat kwartiertje dat ik moest wachten. De bladspiegel ziet er als volgt uit.


Er waren wel meer mensen aanwezig op het perron, zoals gewoonlijk. Een jongeman liep wat heen en weer, stond dan weer stil bij mijn bankje, ging weer weg. Na een aantal minuten kon hij zijn mond niet meer houden. Hij kwam naast me zitten en vroeg bedeesd, maar nieuwsgierig: “Mevrouw, wat leest u daar?” Tja, ga dan maar eens aan een totale buitenstaander uitleggen wat je leest. De Bijbel kende hij wel, maar de Targum natuurlijk niet, laat staan Tosefta-Targums. Hebreeuws kende hij als verschijnsel, maar Aramees dan weer niet...

En hoe maak je aan zo iemand duidelijk hoe grappig die tekst is over Sanherib en Nebukadnezar, als hij nog nooit van die personen heeft gehoord? Laat staan dat ik kan uitleggen waarom die twee heren iets te zeggen hadden over de hoogte van de eerste zeven hemelen en alle hemelen die nog daarna kwamen.


Misschien moet ik dit soort boeken toch maar voor een van mijn andere flexplekken bewaren.