zondag 19 mei 2013

Flexibel maar onnuttig


Ik ben verbaasd, totaal confuus! Niet door het nieuwe werken, maar door iets anders, al kan ik me voorstellen dat het uiteindelijk wel met elkaar te maken heeft. Beide zaken stammen namelijk uit een kwantitatief calculerend management – ik geef direct toe dat deze laatste uitspraak wetenschappelijk niet verantwoord is.

Ik ben verbaasd, daar begon ik mee. In het afgelopen jaar heb ik mij georiënteerd op een nieuwe subsidieaanvraag en wat daarmee samenhangt. En ik vernam dat het woord “valorisatie” in de lucht hangt en van steeds groter belang wordt. Valorisatie is het toepasbaar maken of zelfs het te gelde maken van het onderzoek. Het onderzoek dat je doet, moet dus ten goede komen aan (een deel van) de maatschappij – die heeft tenslotte betaald voor dat onderzoek. Zo heeft NWO een folder gemaakt over valorisatie, waarin ze uitlegt dat je op verschillende manieren je onderzoek ten dienste van de cultuur, de maatschappij, de economie of de politieke participatie kunt maken. Voorbeelden zijn populariserende publicaties, ontwikkeling van lesmateriaal of tentoonstellingen in musea (Handreiking Kennisbenutting NWO Geesteswetenschappen, april 2011, p. 5). Ja, we worden zelfs aangemoedigd om onderzoek te verspreiden onder niet-wetenschappers door middel van ‘publicaties in populaire (wetenschappelijke) tijdschriften’ en workshops (p. 6).

Tot zover snap ik het nog (al zitten er wel wat haken en ogen aan), maar toen kwam het visitatierapport over het wetenschappelijk onderzoek van de universiteiten. En wie schetst mijn verbazing toen ik vernam dat een aantal dingen niet of nauwelijks meer meetelden: (1) populariserende artikelen – totaal uit den boze; (2) hoofdstukken in bundels over een onderwerp, zodat het onderwerp van verschillende kanten of vanuit verschillende disciplines wordt besproken – waardeloos; (3) verrichtingen van bijzondere hoogleraren, mensen die vanuit een bepaalde doelgroep aan de faculteit worden benoemd en hun studie juist voor die doelgroep nuttig kunnen maken – tellen niet meer mee; (4) lesmateriaal dat je voor je eigen studenten ontwikkeld, door NWO zeer aanbevolen – niet meer doen! (5) elk artikel dat in het Nederlands geschreven is – fout!! Het enige wat goed telt, is een internationaal, dus niet Nederlands, artikel in een peer-reviewed tijdschrift. Weg valorisatie.

En zo moet ik subsidie aanvragen. Aan NWO beloven dat ik ga valoriseren, maatschappelijk en cultureel van belang zal zijn – om afgestraft te worden bij de visitatie als ik dat ook werkelijk doe.
 

P.S. Het stuk van Dirk Vlasblom, ‘Losgezongen van het eigen land’ over eenzelfde problematiek binnen de sociologie (NRC Weekend, zaterdag 18 mei, Wetenschap p. 7) is me uit het hart gegrepen.

P.P.S. Ik geef toe dat ik me ook heb laten beïnvloeden door Stanley Hauerwas, The State of the University (Blackwell Publishing 2007).

donderdag 11 april 2013

Flexibel College van Bestuur


Het College van Bestuur van de Vrije Universiteit is terugverhuisd naar het hoofdgebouw, en wel naar de tweede verdieping. Om precies te zijn gang 2E. Nu zou dat niets bijzonders zijn, ware het niet dat dit ‘onze’ gang is, waar wij als theologen en filosofen flexibel werken. Zoals u merkt, staat het woord ‘onze’ tussen aanhalingstekens, omdat wij geen eigendommen meer hebben vanwege het flexwerk. Na de inverhuizing van het CvB hebben we dat stuk gang helemaal niet meer – zo flexibel zijn wij!

Waarom koos het CvB voor dit stuk gang? Nee, niet omdat ze ook flexibel willen werken, want dat zie ik ze nog niet doen. En waarschijnlijk ook niet, omdat ze niet met de lift willen en de tweede verdieping nog bereikbaar is per trap. Dan hadden ze toch beter voor de begane grond kunnen kiezen. Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar ik hoop dat de werkelijke reden ligt in het feit dat bij ons, theologen én filosofen, de geest van Abraham Kuyper nog rondwaart. De geest van de verheffing der kleyne luyden. De geest van de emancipatie van de ondergeschoven tegencultuur. De geest van de eigen identiteit die zich niet laat kleinmaken. Als dat zo is, namelijk, dan heb ik goede hoop op een prachtige toekomst van de VU.

De VU is namelijk enorm gegroeid in de afgelopen jaren. Tienduizenden studenten extra zijn er aangetrokken en als ik om me heen kijk in onze gebouwen, dan zijn dat autochtone en allochtone Nederlanders. O nee, dat woord zouden we niet meer gebruiken, dus ik zie Nederlanders van allerlei komaf. Ikzelf, achtste generatie Duitser, ben daar best gevoelig voor. En al die Nederlanders van diverse komaf geven wij les en verheffen wij tot academisch niveau – uit welke klei ze ook zijn getrokken. En dat lesgeven, dat wordt het speerpunt in de komende jaren! Dat hoort op niveau te zijn en daarvoor heeft de VU een nieuwe rector magnificus van niveau aangetrokken. Geheel in de geest van Abraham de Geweldige.

Die geest hangt dus in gecondenseerde vorm in de faculteit der godgeleerdheid, zoals wij officieel nog heten, al heet ons curriculum Theologie en Religiewetenschappen. Hoe wij binnen deze faculteit flexibel (!) werken en weten om te gaan met diverse achtergronden, is hopelijk een voorbeeld, ja een inspiratie voor het CvB. Wij werken samen als christenen, moslims, boeddhisten en hindoeïsten. Wij leveren predikanten aan hersteld hervormde, baptistische, remonstrantse en doopsgezinde kerken. Wij proberen steeds het interreligieuze en interdenominationele gesprek op gang te brengen en te houden. En toch maken we er niet één pot nat van. Iedereen gaat uit van zijn eigenheid.

En in het klein kan dat een voorbeeld zijn voor het grote geheel van de VU. Niet van heel de VU één pot nat proberen te maken, maar juist de faculteiten hun eigenheid te laten uitbouwen en hun specialismen te laten ontplooien. Het interfacultaire gesprek op gang brengen en houden, maar niet ten koste van de eigenheid. En dat alles voor het onderwijs, de verheffing van wie er ook maar binnenkomt met een geëigend diploma. Ook als ze op het gebied van het Nederlands wat achterlopen, ook als ze nog moeten inburgeren en ook als ze uit een plaats komen waarvan nog nooit iemand heeft gehoord. Bedum of zo. Daarvoor kunnen we – in de geest van onze stichter – best een pot geld vrijmaken.

Ik wens het CvB een heel plezierige tijd op gang 2E en ik hoop op inspirerende gesprekken op deze mij nu al dierbaar geworden gang. Voor zo’n visie sta ik mijn kamer – o nee, de kamer die ik in dit nieuwe flexwerken het liefste nam – graag af.

 

zondag 7 april 2013

Bibliotheek met flexibele routeplanner


Sinds de PThU uit Kampen wegverhuisd is, woon ik niet meer op drie minuten afstand van een van de beste oudtestamentische bibliotheken van Nederland. Het werd dus tijd om andere bibliotheken te bezoeken. En dat valt niet mee. Niet omdat ik zo conservatief ben dat ik niet kan overschakelen, maar wel omdat het flexwerken me een beetje in de weg zit.

Kijk, de bibliotheek van de Theologische Universiteit Kampen (Broederweg) zit op zes minuten lopen afstand, dus als ik snel iets nodig heb en deze bibliotheek heeft het voorhanden, dan loop ik daar even heen. Maar niet alles is daar, zeker niet op andere vakgebieden dan de theologie. En dat is soms nodig. Dus het werd tijd om mijn pas van de VU-bibliotheek van het stof te ontdoen. En dat betekent: administratie! Eerst had ik dat niet zo door en vroeg rustig een aantal boeken aan om ze op te halen als ik weer eens een dag werkte in Amsterdam. Gemiddeld kom ik daar zo’n twee dagen in de week, dus waarom niet? Ik zal vertellen waarom niet!

 Op een willekeurig dinsdag in maart kom ik in Amsterdam, verover mijn flexplek en ga – na het instellen van bureau, telefoon en andere zaken – aan het werk. Mijn agenda vertelde mij dat ik boeken had aangevraagd, dus op naar de negende verdieping. Daar staan drie boeken. Twee herken ik direct en ik bestudeer de pagina’s die interessant zijn voor mijn onderwerp, de Targoem en de bestudering daarvan door christenen van de zestiende eeuw.

Maar dan die derde: Over het christelijke gezinsleven. Dat is van 1906. Bepaald niet Targoem, bepaald niet zestiende eeuw. Heb ik dat aangevraagd? En waarvoor dan? Bladerend in de inhoudsopgave blijkt dat het een band is met verschillende kleine boekjes van die tijd. Eén ervan komt me wel bekend voor: Gunning over de man als priester van het gezin. Nu weet ik het weer: dat is niet voor mijn Targoemonderzoek, maar voor de nieuwe bundel van het CERT (Center for Evangelical and Reformation Theology). Daarin wil ik die gedachte – de man als priester van het gezin – nader bestuderen: waar komt die gedachte vandaan en hoe vult men die in? Ik vind het namelijk een vreemde gedachte binnen evangelische theologie!

Nadat ik Gunnings pagina’s heb gescand en electronisch heb opgeslagen, kijk ik verder in mijn agenda. Wat moest ik nog meer? Een boek over de opkomst van de encyclopedieën – want een collega vermoedt dat het maken van meertalige bijbels in de zestiende eeuw in deze trend paste! Dat boek had ik toch aangevraagd? Waarom stond het dan niet bij die andere? Terug naar de negende verdieping: nee, daar staat het echt niet. Gevraagd aan de bibliothecaris aldaar: dat staat op de tweede verdieping. Ah, vergeten om in mijn agenda te schrijven! En inderdaad staat het op de tweede, alleen is het een artikelenbundel waarin de zestiende eeuw nu juist weer niet vertegenwoordigd is...

Na een vergadering weer verder met het werk. Want nu ik hier toch in Amsterdam ben, moet ik wel alles doen wat ik hier te doen heb. Ik had nog twee boeken aangevraagd. Bij “mijn leengegevens” staan die echter niet. Hoe kan dat nu? Wacht eens even, had ik dat niet bij de PThU aangevraagd? Een verdieping lager bij de PThU hebben ze inderdaad twee boeken voor mij: één over de christenen uit de zestiende eeuw die Hebreeuws bestudeerden en één over het Rusland van de zeventiende eeuw. Die laatste zal voor mijn echtgenoot zijn, want met Rusland heb ik niets. Dat boek had ik niet eens in mijn agenda staan. Maar goed dat de bibliothecaris het nog wist.

Waar is dan dat laatste boek? Ik had in mijn agenda staan dat ik een boek over Johannes Reuchlin moest hebben: hij was in de zestiende eeuw fel gekant tegen het verbranden of zelfs in de ban doen van Joodse literatuur. De catalogus van de VU wijst aan dat deze aanwezig is op de tiende verdieping, maar dat ik die niet had kunnen reserveren: het staat in een van de boekenkasten waarbij je het boek zelf moet pakken en lenen... Zelfservice. Dus op naar de tiende verdieping.

 Vanaf dat moment schrijf ik dus hele blaadjes vol administratie met welk boek ik waar moet halen (en soms ook voor welk artikel ik het heb aangevraagd) en maak ik bij wijze van spreken een routeplanner door het gebouw.

zaterdag 9 maart 2013

Flexibele kat


Als ik thuiswerk, heb ik een aantal regels om dat werk ook efficiënt te laten gebeuren: (1) ’s avonds alvast opruimen en de meeste mailtjes bekijken en/of beantwoorden, zodat er ’s morgens direct gewerkt kan worden aan een grotere klus; (2) werken in een aparte studeerkamer, aan het eigen bureau en niet aan de keukentafel waar de vaat je aanstaart of in de kamer waar je ook de krant zou kunnen gaan lezen; en (3) de studeerkamerdeur dicht als ik werkelijk creatief bezig ben met schrijven. Zo blijft ook thuis het werk van privé gescheiden en kan ik rustig schrijven – wat op het werk soms niet lukt. Zo ‘werkt’ het thuiswerken en mijn huisgenoten weten inmiddels wat een dichte studeerkamerdeur betekent. Behalve de kat!

Onze kat Buddy snapt niets van de scheiding tussen werk en privé. Of: als ze het wel snapt, dan wenst ze zich daar niets van aan te trekken. Zo komt ze regelmatig mauwen aan die dichte deur, totdat je van pure ellende de deur opendoet en de kat maar binnenlaat. Maar dan komen de volgende taferelen. Ze drentelt mauwend om je heen en springt op het bureau. Ze gaat zogenaamd geïnteresseerd naar buiten staren, achter je beeldscherm, totdat ze door heeft dat jij haar totaal vergeten bent. Op dat moment slaat de jaloezie toe. Jij bent bezig met je muis (!) en dus gaat ze daar naast zitten, daarna liggen. Half op en half naast je muismat. Je ben dus net niet meer in staat je muis fatsoenlijk te gebruiken.

Oké, kat een duw naar rechts en je werkt weer verder. Maar dan moet je even iemand bellen. Telefoon naar je toegehaald, nummer ingetoetst en zodra je contact hebt, staat poes op en begint luidkeels ‘mee te praten’. Weer jaloers: tegen wie praat je? Niet tegen mij! Goed, met de ene hand de hoorn en dan maar met de andere hand de kat van het bureau aftillen. Maar dat laat ze zich niet zomaar aanleunen. Ze springt terug op het bureau en loopt langs – en even later natuurlijk over – je toetsenbord. Terwijl daar nog de tekst van je nieuwe artikel op het beeldscherm staat. Afgelopen met je telefoongesprek! Je tekst moet worden gered!!

Wat rest, is: de kat optillen, naar beneden dragen en de deur uitzetten. En als je dan weer aan het werk bent, hopen dat niet een of andere lieve huisgenoot het klagelijk jammerend beest uit puur medelijden weer binnenlaat, zodat het hele verhaal weer van voren af aan begint. Thuiswerken, het heeft zo zijn eigen problemen.

woensdag 6 maart 2013

Flexibele woordenschat

Nieuwe situaties geven woorden soms een nieuwe betekenis. Neem nou het woord “samenwerken”. Vroeger betekende dat, dat je samen – in elkaars aanwezigheid – ergens aan werkte. Je overlegde, je dronk samen koffie, je schreef of tekende of bouwde allebei in dezelfde ruimte of werkplek. Maar nu, met het nieuwe werken waarbij je toch de helft van je tijd wel thuis bent, betekent het iets anders. Doorgaans komt het neer op: met elkaar mailen, stukken tekst aan elkaar opsturen en net zo lang schaven totdat het een gemeenschappelijk artikel of rapportje is geworden. Je hoeft elkaar niet eens meer te zien. Erger nog, je hoeft elkaar niet eens te kennen. In principe dan...

Nieuwe situaties leveren ook nieuwe woorden op. Toen de schoonmaak moest worden opgewaardeerd, kregen we “interieurverzorgsters”. Toen er politiek correct moest worden gesproken, kregen we “handen aan het bed” in plaats van verpleegsters. En nu we allemaal ons eigen werk moeten managen – omdat we ons soms suf piekeren wanneer we nu het beste op kantoor en wanneer we toch het beste thuis kunnen werken en hoe we dat artikel kunnen afmaken terwijl het boek dat je daarvoor nodig hebt, thuis ligt, etc. – nu krijgen we een cursus “persoonlijk leiderschap”. Let op: het betekent dus niet een persoonlijke stijl van leiding geven, maar het leiden van je eigen persoonlijkheid! Nou, dat was wel nodig, want het leiden van je eigen persoon is toch nog altijd het moeilijkste wat er is!

Maar nu heb ik een mooi nieuw woord gehoord! Het klinkt doodeng, maar het zegt wel precies wat het bedoelt. En bovendien, het sluit precies aan bij het nieuwe werken. Ik zal het even inleiden: de Protestantse Theologische Faculteit, ingetrokken in het hoofdgebouw van de VU, heeft een net iets andere manier van flexwerken dan wij van de faculteit Godgeleerdheid van de VU. Zij hebben wel flexplekken, maar ieder groep van vier of vijf bureaus is in principe aan een sectie of een ondersteunende afdeling. Zo’n groep noemen ze een “vlek”. Dat op zich is al interessant – vroeger was een vlek iets wat je ofwel moest schoonmaken ofwel moest wegwerken: ‘Even een vlekje wegwerken’. Maar nu komt het mooiste. Als je op je werk komt en je “vlek” is al vol met collega’s, moet je dus naar een andere vlek waar toevallig minder mensen werken dan er bureaus zijn. En hoe dat heet? “Vlekoverschrijdend werkgedrag”! Het is maar dat u het weet.

vrijdag 1 maart 2013

Flexibele dwarsverbanden


Na de invoering van het nieuwe werken zie ik allerlei nieuwe dwarsverbanden ontstaan, meestal rondom lunches. Zo hebben wij de actie ‘broodje ICT’ om rondom allerlei e-problemen een lunch te organiseren en je te laten voorlichten door een medewerker. En je kunt natuurlijk allerlei vragen stellen waarmee je allang liep, maar die je niet de moeite waard vond om daarvoor apart naar de afdeling ICT te lopen. Met dit initiatief is een gelegenheid geschapen om mensen te ontmoeten in een ontspannen uurtje die je anders niet snel zou treffen. En zo stap je later waarschijnlijk wat sneller op elkaar af, als je ergens mee zit. Je kent elkaar tenslotte een klein beetje beter.

Gisteren was er ook zo’n nieuwe actie: ‘work in progress’-lunch. Met elkaar lunchen en één van de medewerkers vertelt over haar of zijn onderzoek. Gewoon een korte inleiding, met natuurlijk de gelegenheid tot vragen stellen en meedenken. Ook dit leverde interessante dwarsverbanden op. De inleiding ging over het wel of niet meedoen aan rituelen van andere godsdiensten: waar liggen de grenzen en waarom voelen mensen die grenzen daar? Het was een reflectief onderzoek, maar gelijk sprongen er dogmatici op af omdat eenzelfde soort vragen allang gesteld zijn binnen het christendom zelf: tussen protestanten en katholieken bijvoorbeeld. En de Bijbelwetenschappers wisten zo een aantal teksten te noemen die daarover positief (Naäman), neutraal (afgodenvlees) of negatief (afgoderij) spraken. En praktisch theologen waren geïnteresseerd in de empirische kant van de zaak. Allemaal nieuwe dwarsverbanden waar je eventueel je voordeel mee kan doen. Tenslotte vraagt men steeds meer om interdisciplinair onderzoek.

Een reeds bestaande lunchgroep is de Oudheidlunch voor iedereen die zich op de een of andere manier met de klassieke oudheid bezighoudt. Classici, nieuwtestamentici, maar ook mensen die onderzoek doen naar het vroege jodendom of de geschiedenis van de filosofie komen dan samen lunchen en luisteren naar een stukje onderzoek van een collega. Dat is niet alleen interdisciplinair, maar zelfs interfacultair! Je kunt als theoloog een rottig stukje Grieks van een kerkvader bespreken met iemand die Grieks doceert en onderzoekt. Je kunt als filosofiehistoricus aan een theoloog vragen welk godsdienstig item achter een bepaalde tekst schuilt. En ga zo maar door.

Ik zie een mooie toekomst voor me! Een oneindige rij lunches met oneindig veel variëteit aan collega’s en onderwerpen. Zo denk ik aan een

·         zestiende-eeuwse lunch met kerkhistorici, filosofen, historici en mij – ik houd mij bezig met de christenarameïsten van de zestiende eeuw.

·         middeleeuwenlunch met historici en kerkhistorici, kunsthistorici en mij – ik bestudeer middeleeuwse, joodse manuscripten.

·         editielunches met mensen van Letteren en iedereen die maar bezig is ergens een kritische editie van te maken, ik incluis – ik ben bezig met de editie van Targum Samuël.

·         Spaanse lunches met iedereen die zich met Spanje of de Spaanse cultuur of geschiedenis bezig houdt – ik bestudeer de Complutensische Polyglot en allerlei Spaanse manuscripten.

·         Engelse lunches (liever: Engelse ontbijten, dus vroeg naar het werk komen!) met iedereen die de Engelse taal, cultuur of geschiedenis bestudeert en mij – ik heb de London Polyglot als onderwerp.

Wat een vergezicht!

 

woensdag 13 februari 2013

Flexibele kameraadschap


Het is vreemd, maar ik krijg toch het gevoel dat het flexibele werken je wel met meer collega’s in contact brengt, maar dat de contacten vooralsnog veel oppervlakkiger blijven. Hieraan moest ik denken, toen ik eindelijk weer eens met een collega van Oude Testament op één kamer kwam te zitten – een flexkamer. Dat voelde opeens zo vertrouwd, dat ik begreep dat het in de weken daarvoor anders was geweest.

Vóór het flexwerken zat ik met twee, later drie mensen in één werkkamer. Naast ons zaten nog drie mensen in één kamer en samen vormden wij de afdeling Oude Testament. We kwamen ’s morgens binnen, zetten koffie (of thee) voor onszelf en voor ieder ander die ook wilde. We bliezen stoom af bij elkaar, we roddelden wat en gingen aan het werk. In de pauze aten we altijd samen. En omdat je zo lang bij elkaar zat, leerde je elkaar vanzelf kennen. Elkaars sterke en minder sterke kanten. Elkaars kinderen, kleinkinderen. Elkaars ergernissen. Het ging gewoon vanzelf.

Nu zit je alleen in een werkkamer of, als je een tweepersoonskamer kiest, zit je na een tijdje hooguit met z’n tweeën. Maar elkaar leren kennen, ho maar, want de andere is een onbekende bekende. De ene keer zit je samen met die, de andere keer met een ander. Je komt meestal niet verder dan ‘goedemorgen’ of ‘ik ga even koffie halen’. Je durft niet eens meer tegen je computer te praten, uit angst dan de ander dat raar vindt. Ik praat namelijk regelmatig tegen mijn computer, en dat wisten mijn vroegere collega’s. Die trokken zich daar al niets meer vandaan. Zij hadden weer andere eigenaardigheden.

En aan de andere kant, als je een collega tegenkomt in de pauze, bij de koffieautomaat of zo, kom je niet zoveel verder met kennismaken. Want waarover praat je bij een koffieautomaat? Over de kwaliteit van de koffie, van de thee, of van het weer. Misschien nog over de kwaliteit van het spoor of van de files, maar daar houdt het dan toch wel mee op. Dus waar moet je je collega’s nu nog leren kennen, als niet tijdens het werk en niet tijdens de pauze.

Aan dit stukje komt geen happy ending. De uitkomst van deze paradox – wel meer contacten en toch minder contact – is voorlopig nog onbekend. Misschien moet ik gewoon wat meer tegen de computer praten... Dus, collega’s, als jullie bij mij komen zitten in zo’n tweepersoonsflexplek, wees gewaarschuwd!

 

zaterdag 9 februari 2013

Flexibele zelfdiscipline


Het nieuwe werken brengt met zich mee, dat je ook thuis werkt. Meer dan voorheen, in mijn geval. Voor de flexibele indeling was ik tamelijk onflexibel: dinsdag en donderdag aan de VU, andere dagen ‘s ochtends op mijn vaste plek aan de PThU te Kampen, ’s middags meestal thuis. Dat had ik zelfs zo onder mijn mails staan, zodat iedereen wist waar ik uithing. Nu zijn de dinsdagen en donderdagen gelijk gebleven, want dan geef ik doorgaans college. De andere dagen zit ik echter thuis. En dat vereist een ander soort aanpak.

Ik lees in de kranten klachten over het verloren gaan van werk en privé, over 24/7 economie, over nooit meer klaar zijn met je werk, digitale stress. Dat kan allemaal optreden. Daar heb ik wel ruimschoots ervaring in. Ik heb altijd thuis gewerkt, voor een groter of kleiner deel. De scheiding van werk en privé heb ik eigenlijk nooit goed gekend. Thuis colleges voorbereiden en op het werk privémail beantwoorden. Een artikel zitten schrijven en als je even vastloopt de wasmachine aanzetten. Werken totdat je kinderen thuiskomen en dan met hen eten of theedrinken. Kinderen voorlezen en naar bed brengen en dan nog even een scriptie nakijken. Zo gaat het al jaren.

Het vergt wel zelfdiscipline. Maar andere dan ik had gedacht! In het begin hoorde ik mijn moeders stem in mijn achterhoofd: het mag wel een rommeltje zijn, maar leg dan wel alles op één stapel. Of: niet de was laten liggen als-t-ie nat is, dat gaat stinken. Het huis netjes houden en schoon, dat hoorde bij mij onder het kopje “zelfdiscipline”. Totdat ik – al tijdens mijn studie – dacht: ik moet het andersom regelen. Ik moet zelfdiscipline hebben om te gaan werken, ook al is het een puinhoop om mij heen en ook al ligt de was nog te wachten. Dat heeft een tijdlang heel goed gewerkt, maar nu breekt er toch weer een andere fase aan.

Nu ik veel meer thuis werk, ligt er altijd wel wat op me te wachten van dat werk. Scripties, mails, halve artikelen, lesvoorbereidingen. Nu moet ik toch regelmatig een andere zelfdiscipline van stal halen: weekend houden of wat ouderwetser gesproken zondagsrust. Op zaterdagavond de computer uit en niet meer aanzetten tot maandagochtend. Punt. Dus daarom typ ik dit blogje nog even af en ga mij wijden aan de zondagsrust: dienst, koffie, mij laten verwennen door mijn dochter die weer gaat koken, boekje lezen, spelletjes doen met de jongens, Latijn overhoren, openhaard aan, een aflevering Star Trek met mijn man. Zondag, ik kom eraan!

dinsdag 5 februari 2013

Flexibel lunchen


Het is dat ik (nu nog) een calvinistische werkethiek heb, anders had ik afgelopen dinsdag drie keer geluncht. En dat allemaal door onze flex-indeling op het werk.

Ik had met een collega overlegd over een bundel artikelen die we gaan uitgeven. Op papier zien de plannen er prachtig uit, maar in de praktijk zijn er altijd leeuwen en beren op de weg, valkuilen en andere obstakels. Nadat we die besproken hadden, gingen we even lunchen – beneden in de mensa. Een beetje vroeg, maar we waren die ochtend ook nogal vroeg begonnen. Ik nam paddenstoelensoep. Voor soep kun je me namelijk ’s nachts wakker maken.

Toen ik weer op de flexplek was die ik ’s ochtends veroverd had, kwamen net de collega’s van Oude Testament langs op weg naar hun lunch. Ze zagen mij door de glazen deur en vroegen of ik meeging. Nee dus, ik had mijn lunch al op – al moest ik wel even slikken, want er was naast de paddenstoelensoep ook nog kerriesoep in de aanbieding. En voor soep kun je me…, maar dat heb ik al gezegd.

Een tijdje later liep een collega van Nieuwe Testament langs, die ik nog iets moest vragen. Ik stormde dus uit mijn flexhok en stelde de vraag. Maar van het een komt het ander en het gesprek duurde wat langer dan gedacht. En opeens komen daar de andere collega’s van Nieuwe Testament vragen of de door mij aangeschoten collega nog meeging om te lunchen. En o ja, ik mocht ook wel mee, als ik nog niet gegeten had. Weer in dubio: zou ik toch nog die kerriesoep…? Maar ja, wat dan verder, want ik kan toch moeilijk zeggen dat ik al gegeten had en alleen maar voor de kerriesoep mee was gegaan. En mijn broodtrommeltje was al helemaal leeg! Bovendien lag er nog een deadline op mij te wachten van een artikel in een andere bundel. Dus nee, dank je, ik heb al gegeten. Al moet ik toegeven: ik zei het met iets minder overtuiging. Voor soep kun je me… o ja, dat had ik al gezegd.

Vraag is nu of flexwerk met zoveel glazen wanden wel bevorderlijk is voor de calvinistische werkethiek? Of gaan we nu met z’n allen hier bij theologie langzamerhand over op de meer Bourgondische levensstijl? En dat bij de VU!

woensdag 30 januari 2013

Flexibele archeologie


In het jaar 4057 van de gewone jaartelling wordt in de buurt van Groot-Amsterdam een afvalberg opgeruimd, omdat daar kantoorruimte moet komen ter vervanging van de ontruimde panden in de binnenstad. Tenslotte is drie jaar daarvoor de binnenstad tot puur woongebied verklaard. Op deze afvalberg wordt eerst archeologisch onderzoek gedaan. Men komt daarbij een gebied tegen, dat men met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aan de ontruiming van het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit kan toeschrijven.

Binnen dat gebied wordt een kistje gevonden met kleine voorwerpen: ongeveer even groot met aan één kant telkens eenzelfde metalen vierkanten uitgang. Op sommige daarvan staat de afkorting USB, maar op andere weer niet, terwijl ze allemaal op elkaar lijken. Het blijken dragers te zijn van digitale informatie, maar de stukjes die na veel pogingen gelezen kunnen worden, verschillen enorm van elkaar: persoonlijke notities, stukjes uit artikelen (één regel is zelfs teruggevonden in een tijdschrift van de 21e eeuw!), een tabel en een paar zinnen die op laat twintigste-eeuwse ambtenarenstijl leken. Deze digitale informatie werd terstond bekend gemaakt om de interpretatiestroom in de cloud op gang te brengen.

Vier interpretaties wonnen deze Euraziatische aanbesteding, mede omdat zij de U in de afkorting USB interpreteerden als University. De daarop gehouden cloud-enquête gaf aan dat de derde interpretatie de meest voor de hand liggend is, mede omdat bekend is dat omstreeks de tijd van de afbraak van het VU-hoofdgebouw de discussie over de zogenaamde ‘betalingsmuur’ begon. De vier winnende interpretaties zijn:

1. Het kistje is van de Universiteitsnotaris, die uit alle schrijfsels van de medewerkers één moest trekken voor de jaarlijkse competitie voor het verstrekken van subsidie. USB betekent dan University Subsidy Battle.

2. Het kistje is een soort opslagplaats voor artikelen, rapporten en brieven, die eigenlijk weggegooid hadden moeten worden. Maar vooral aan universiteiten werd in die tijd erg moeilijk gedaan over het weggooien van het geschreven woord. USB betekent University Storage Barn.

3. Het kistje is een offer aan de maatschappij: delen van het geschrevene werden gratis ter beschikking gesteld, omdat men eigenlijk tegen de forse bedragen was die tijdschriften destijds vroegen aan hun abonnees. USB betekent University Scientific Burden.

4. Het kistje is een eerste verzameling van materiaal door de plaatselijke socioloog om een boek te schrijven over de dagelijkse gang van zaken aan een universiteit. Het boek is door het verloren gaan van dit materiaal nooit tot stand gekomen. USB betekent dus University Sociology Book.
 

 

P.S. Wij weten wel beter. Het kistje is natuurlijk de verzamelplaats bij de receptie van alle USB-sticks die medewerkers van de VU laten zitten in de computers van de flexplekken. USB betekent Universal Serial Bus.

maandag 28 januari 2013

Flexibel schoonmaken


Ik zal het maar eerlijk bekennen: ik ben zo langzamerhand bang dat we weer een staking onder de schoonmakers krijgen. En dat komt door de clean desk policy en het nieuwe werken. Ik zal mijn angst uitleggen; hij stamt uit mijn eigen ervaring.

Ik ben mijn carrière begonnen als schoonmaakster. Je moet wat als je student bent en het geld dreigt op te raken. En bij de stomerij wilden ze mij niet hebben, omdat ik er zo jong uitzag. Ze konden niet geloven dat ik in staat was een broek te persen of een jurkje fatsoenlijk te strijken. Ze zagen natuurlijk niet dat ik uit een gezin met zeven kinderen kwam, waarbij mijn moeder ons vanaf ons twaalfde onze eigen kleren liet strijken. Wisten we gelijk, dat we niet al te veel leuke frutselbloesjes moesten kopen, want dat kostte later tijd. Veel tijd.

Zo werd ik schoonmaakster bij een bedrijf in Zwolle. En ik heb daarbij twee werkplekken gehad die ik kan vergelijken met het ‘oude werken’ en het ‘nieuwe werken’. Eerst heb ik een tijd bij een uitgeverij schoongemaakt, zo’n echte waar nog niet alles digitaal ging en waar mensen werkelijk knipten en plakten. Stickers plakten om de opmaak op te leuken. En waar lieten ze het papiertje dat achterop de sticker had gezeten? Op de grond. En soms de stickers ook, omdat ze toch de verkeerde hadden gepakt. Het was een grote rommelboel op de bureaus, op de grond, in de asbakjes (toen mochten ze nog op de werkplek roken) en in de prullenbakken. Ze lieten ook alles liggen op de bureaus, want morgen gingen ze weer gewoon verder met het werk. Zo ongeveer, zoals ik bij het oude werken mijn bureau volledig liet vollopen met boeken, papieren en andere benodigdheden, want morgen ging ik toch weer verder met datzelfde werk. Als schoonmaker niet om door te komen. Je mag niets verschuiven, want dan kreeg je klachten dat ze ‘alles kwijt waren’. Eigenlijk maakte je de bureaus dus nooit schoon, want er was gewoon geen stukje zichtbaar om schoon te maken. Ging helemaal in tegen mijn calvinistische werkethiek.

Dus bij deze aan alle schoonmakers van de VU die ooit mijn bureau hebben proberen schoon te maken terwijl het zo’n troep was: BEDANKT !!

Daarna werd ik in een polikliniek geplaatst, bij de oogartsen. Die overgang was net zo groot als de overgang naar het flexwerken. Niet dat ze in die polikliniek flexten. Ik zie het al voor me: de oogarts zit in de kamer van de oorarts en test of de ogen van de patiënt de piepjes van het apparaat wel kunnen horen! Maar het was er wel altijd keurig opgeruimd. Echt een clean desk policy. Ik kwam ook nooit iets tegen waar ik niet aan mocht zitten. Ik kwam trouwens ook nooit stof tegen. Het was allemaal in een handomdraai weer schoon. Desinfecteren moest hier en daar, maar voor de rest tamelijk saai werk. Eerlijk gezegd begon ik te verlangen naar de rommel bij de uitgever. Daar had je (1) iets te mopperen en (2) eer van je werk, want je zag tenminste dat je wat gedaan had – al was het alleen maar het oprapen van alle proppen en stickervellen van de vloer.

En nu, na al die jaren overvolle bureaus en uitpuilende boekenkasten te hebben schoongemaakt (met alle moeite van dien), mogen onze schoonmakers deze overgang ook meemaken: clean desk policy. En omdat ze altijd de desken kunnen schoonmaken en er nauwelijks kasten zijn, is er ook bijna niets meer echt vies. In een handomdraai is zo’n flexplek weer helemaal schoon. Desinfecteren hoeft niet. Vandaar dat ik angstig dacht: Zou er een dag komen dat de schoonmakers in staking gaan en een slordiger en viezere werkvloer gaan eisen? Zouden ze ooit terugverlangen naar de kamers met de enorme puinhopen, waarbij je wel het idee had dat je eer van je werk had?

Voor nu wens ik ze het allerbeste met deze overgang. En ook voor de komende periode: BEDANKT !!

donderdag 17 januari 2013

Flexibel vervelen


Vandaag was er voor het eerst zo’n moment dat ik me zat af te vragen: “Wat zal ik nu eens gaan doen?” Ik had besprekingen gehad met twee collega’s, de een over een gezamenlijke bundel die we gaan uitgeven, de ander over het onderwijs van volgend jaar. Daarna heb ik mijn persoonlijke website bijgewerkt – dat gaat het gemakkelijkst vanuit de VU. Ik heb kopietjes gemaakt voor de colleges van vanmiddag van wat allerlei kerkvaders en reformatoren over Jesaja 53 hebben gezegd – daar zitten soms juweeltjes tussen. Calvijn zit er bijvoorbeeld mee in zijn maag, dat Jesaja zomaar opeens van het onderwerp van de ballingschap van Israël overschakelt op de komst van de Messias – in Calvijns ogen een sprong van toch zo’n 500 jaar. Dat kon hij blijkbaar historisch niet helemaal zetten. Hij verzint daar dan een mooie theorie over: de Messias wordt elke keer ter sprake gebracht als God grote beloften doet, als een soort waarborg dat het ook werkelijk gebeuren gaat en als een waarschuwing dat de alledaagse heilsbeloften niet de hele werkelijkheid is. Er is altijd meer en hoger te bedenken!

Maar goed, toen ik ook die lessen had voorbereid, had ik dus die gedachte: “Wat zal ik nu eens gaan doen?” In mijn agenda stond alleen het punt “telefoon doorschakelen” nog, maar de telefoon die op de flexplek staat waarbij ik nu zit (merk op: ik heb al afgeleerd om “mijn plek” te zeggen), wil dat doorschakelen niet doen. Dus einde agenda. Thuis zou ik op dit punt mijn laptop openen en verder schrijven aan mijn artikel over de Masoretische indeling van Samuël of over de vraag waarom christenen de joodse Targoem hebben uitgegeven en vertaald in de zestiende eeuw. Diezelfde vraag zullen ze over driehonderd jaar stellen over mij, denk ik er dan bij… Maar ik ben niet thuis en ik heb hier die artikelen niet en ook de boeken niet die ik daarvoor gebruik. En ik vertik het om elke keer als ik hier kom alles in een grote tas mee te nemen en me een breuk te sjouwen, trein in, trein uit.

Dus verveel ik mij!

Ik kan natuurlijk een collega gaan lastig vallen met de vraag hoe je je telefoon doorschakelt, maar die zit daar ook niet op te wachten. Ik kan ook naar de mensa om te eten, maar die is om 1 uur ’s middags zo overvol, dat ik dan niet meer op tijd voor mijn colleges kom. Ik kan nog een kop thee nemen, maar daarmee vul je geen drie kwartier. Ik zou ook in mijn vers gekochte roman The Woman Who Went to Bed for a Year kunnen lezen, maar dat levert het ongelofelijke gevoel op dat ik wel eens kopieergedrag zou kunnen gaan vertonen.

Totnogtoe heb ik vooral veel voordelen gezien in dit flexwerken, maar nu verveel ik mij. En het schrijven van deze blog levert slechts acht minuten non-verveling op. Want zo langzamerhand nadert het einde van mijn A4 en vind ik dat ik moet stoppen. Een blog mag toch niet langer zijn dan dit.

En dus verveel ik mij nu weer!

vrijdag 11 januari 2013

Flexibel brevieren

Een Bijbeltekst klinkt toch anders als je die in een andere context hoort. Neem nou de uitspraak ‘... ze hadden alles gemeenschappelijk’ (Hand. 2:32). Thuis kijk ik daar niet zo van op, want thuis is veel (niet alles!) gemeenschappelijk. In de kerk denk ik: ‘Daar lijkt onze kerk helemaal niet op! We delen wel het een en ander, maar verder dan de collecte, de vaste vrijwillige bijdrage en eens in de zoveel tijd eens iets voor de voedselbank komt het toch niet.’ En nu kwam ik deze tekst tegen tijdens het werk, het flexwerk, en ik schoot gelijk in de lach. Ze hadden alles gemeenschappelijk – het nieuwe werken op de VU lijkt wel een vervulling van deze uitspraak.

Het zal wel niet zo bedoeld zijn, dacht ik even later. Tenslotte doet niet alleen theologie aan flexwerken of zelfs niet alleen de VU. Het nieuwe werken is als een epidemie. Het grijpt om zich heen. Het is dus niet ingegeven door een Bijbels of evangelisch of linksgelovig ideaal. (Waardoor dan wel, vraag je je soms af.) Maar toch, ook het woord ‘flexwerk’ klinkt anders in een andere context. Binnen de faculteit Economie moet het klinken als ‘communistisch’. Binnen de faculteit Rechten moet het klinken als een regelrechte ramp, want hoe zit het dan met de eigendomsrechten en wie is dan verantwoordelijk? Binnen de faculteit Godgeleerdheid klinkt het voor mij als een voortzetting van een evangelisch of Rooms-Katholiek ideaal. De eersten hebben het dan over geloofsgemeenschappen, de laatsten over kloosters.

En dat is toch mooi: het klooster was vaak ook de ideale onderzoeks- en onderwijsinstelling. Daar werden de boeken geschreven, gekopieerd en bewaard. Daar zat het intellect en – als het goed was – ook de vroomheid. Maar ook alles gemeenschappelijk, geen eigen werkplek, geen eigen boekenkast, samen streven naar een hoger doel. Dat klinkt toch als flexwerk.

En zo voel ik mij door het flexwerk verbonden met de eerste christelijke gemeente, de kloosters uit de kerkgeschiedenis en uit het heden en met alle andere geloofsgemeenschappen. Dat is toch een mooie gedachte binnen de faculteit Godgeleerdheid.

dinsdag 8 januari 2013

Flexibel onderwijs verbeteren


We krijgen het echt wel voor elkaar, al is het crisis op crisis: ons onderwijs verbeteren. Misschien vroeg u zich al af waarom de VU de tweede verdieping van het hoofdgebouw zo mooi heeft verbouwd voor de faculteiten Godgeleerdheid en Wijsbegeerte – voor dat flexibele werken van ons. Dat kost toch geld: nieuwe bureaus, nieuwe computers en telefoons, verhuizing en reorganisatie. En iedereen was toch tevreden met zijn kantoortje? Waarom dan toch? Ik zal het u verklappen. Ik moet wel, want het ligt nu toch al bijna op straat. Door de kinderpagina van NRC-bijlage Wetenschap van 5 januari 2013. Het is een wat lange redenering, dus zap niet meteen door naar de volgende blog. Ik zal gelijk het eindresultaat onthullen: wij doen dit om ons onderwijs te verbeteren en wel door crisisveel minder uit te geven dan eigenlijk zou moeten.  Ik zal het uitleggen.

U kunt lezen op de Wetenschapskinderpagina – ik weet dat didactici altijd de kinderpagina’s lezen! – dat onderwijs betere resultaten oplevert onder de volgende condities: schoon en fris lokaal, niet te warm of te koud; veel daglicht in het lokaal; heldere, warme kleuren op de muren; ruimte om ook in groepjes te werken en brede gangen waarin je gemakkelijk je weg kunt vinden. Dat is precies – maar dan ook precies – het tegenovergestelde aan alle werkgroepruimtes in het hoofdgebouw van de VU, zeg maar, alle ruimtes waarin ik regelmatig lesgeef.

Nu weten we dit natuurlijk al jaren, maar we kunnen niet aan een grote verbouwing beginnen. Eerst omwille van het geld – we hebben de Icesave-affaire nog niet eens verwerkt – en nu omwille van het geld – dergelijke verbouwingen kosten geld én veel ruimte en dan moet je nog een hoofdgebouw ernaast plaatsen voor nog meer brede gangen en lichte, schone lokalen met goed werkende airconditioning (niet te warm en niet te koud). En het is crisis!

En nu de clou. Wij dachten zo: als we dit allemaal nou eens bewerkstelligen voor de staf. Dat levert vast veel meer resultaat op dan voor de studenten. Want reken maar na: (1) de docenten zitten veel langer in hun kantoortjes dan in een lokaal, dus lichte, frisse kantoren met gelegenheden om te overleggen in brede gangen leveren veel meer uren resultaat op en zorgen dus voor betere docenten; (2) als de docenten verbeteren, levert dat gelijk een beter resultaat op voor al hun studenten in plaats van dat je alle studenten moet gaan opkrikken door eindeloze verbouwingen; en (3) al die frisse flexplakken met veel lucht en leegte leveren ook nog eens een betere resultaten bij het onderwijsbureau, de examencommissie, de coördinatoren en het secretariaat op. Driedubbel resultaat voor de prijs van pak ‘m beet drie keer zo weinig verbouw. Bingo!

En nu maar wachten tot ze onze stad Amstelbridge of Oxdam gaan noemen...

woensdag 2 januari 2013

Flexibel afvallen


Sinds het ‘nieuwe werken’ val ik af. Niet ongewenst, maar wel ongepland, want ik doe niet aan een of ander dieet. Eerst kon ik het nog niet helemaal geloven: in drie weken iets meer dan twee kilo! Normaal gesproken is september juist een maand om flink aan te komen. De zomervakantie brengen wij grotendeels wandelend en klimmend door. Schotland, Zwitserland, de Eiffel, iedere heuvel moet beklommen worden. En dan komt september met zitten om te mailen, zitten om je lessen voor te bereiden, zitten om artikelen te schrijven en hooguit eens staan om college te geven. Dus kilo’s erbij.

Maar nu geheel anders. Nu hebben wij het ‘nieuwe werken’! En daarbij loop je meer. Ik, tenminste. Veel meer, blijkt uit mijn metingen. Ik heb al tweemaal een stappenteller meegenomen naar het werk en met het nieuwe werken ben ik van een ‘zittende leefstijl’ (0-5000 stappen) bevorderd tot een ‘matig actieve leefstijl’ (7500-10.000 stappen). Ik kwam doorgaans wel zo’n beetje aan de 5000 stappen door van huis naar het station en van het station Zuid naar de VU te lopen en vice versa, maar daarbovenop kwam niet veel. Met de lift naar de veertiende verdieping, lopend naar het bureau, zitten en typen maar. Nu loop ik de VU binnen, neem de twee trappen naar de theologieverdieping, loop de lange gang door en kom bij de kamer waarin mijn kast staat. Daar zet ik mijn tas neer, hang mijn jas op en ga op zoek naar een plek met computer – liefst in de buurt van het kopieerapparaat of de koffieautomaat. Hoef ik niet zoveel te lopen.

En dan begint het, de laatste keer kwam ik boven de 3000 stappen extra. Want hoe gaat dat? Je hebt een hok uitgekozen om in te gaan werken. In dit geval een tweepersoonshok (niet zo claustrofobische als die eenpersoonshokken) bij het kopieerapparaat, want ik moest nog wat artikelen scannen om voor de studenten om Blackboard te zetten. Vanaf dit jaar doe ik alles digitaal: geen kopietjes meer! Ik log in, computer en telefoon, en beantwoord wat mailtjes en kom tot de ontdekking dat ik mijn agenda nog in mijn tas heb laten zitten. Terug door de gang, om de hoek, langs het secretariaat – waar ik nog even mijn postvakje controleer – naar de kast. Agenda meegenomen en – heel slim – ook alvast het boek waaruit ik nog wat wilde lezen om te kijken of dat geschikt was voor de colleges van blok 4. Terug op de werkplek. Afspraak gemaakt via de mail met iemand en in de agenda geschreven.

Dan het scannen. Mijn kopietjes had ik alvast uitgezocht en meegenomen, zo snugger was ik wel geweest. Maar bij het kopieerapparaat gekomen kom ik erachter dat ik mijn usb-stick nog in mijn tas heb laten liggen. Terug door de gang, om de hoek, lang het secretariaat – waar echt nog geen nieuwe post in mijn postvakje lig – naar de kast. Usb-stick mee en terug naar het kopieerapparaat. Scans gemaakt, via usb-stick op de werkcomputer gezet en met enige welgekozen woorden onder de aandacht van de studenten gebracht via BB. Dan dat boek wat ik nog wilde inzien. Shit, mijn leesbril ligt ook nog in mijn tas! Moet ik dus ophalen, maar laat ik gelijk – heel slim – de kopietjes meenemen en alvast in de kast leggen. Terug door de gang, om de hoek, langs het secretariaat – u raadt het al: geen post – naar de tas in de kast. Intussen zoveel dorst van het lopen gekregen, dat er eerst weer een kopje heet water moet worden gehaald bij de automaat om daar zelf thee van te maken. Terug naar de werkplek. Artikel gelezen, veel te technisch om voor dat bepaalde college te gaan gebruiken, wel leuke info om in het achterhoofd te houden. Dat zou ik voor dat ene artikel over Hebreeuwse hoofdstukindelingen kunnen gebruiken. Eigenlijk kan ik beter gelijk even checken of dat bepaalde vers in Samuël inderdaad zo vreemd is ingedeeld als de auteur zegt. Maar daarvoor heb ik een Hebreeuwse Bijbel nodig en die staat... Terug door de gang, om de hoek, het secretariaat ziet me alweer voorbijlopen...

Als dan mijn colleges beginnen, neem ik alles weer mee naar de kast. Tenslotte wil ik de Hebreeuwse Bijbel, de leesbril en de agenda ook meenemen naar college. En nog wat aantekeningen uit de kast. Heb ik alles? Het lijkt er wel op. O nee, mijn usb-stick zit nog in die computer en die is nu weer vrij voor anderen om te gebruiken. Op een holletje langs het secretariaat, de hoek om en terug door de gang naar de flexibele werkplek. Gelukkig, het ding hangt er nog! Terug door de gang, de hoek om, heeft iemand een grote map voor mij om mijn hoofd achter te verbergen nu ik nóg een keer langs het secretariaat moet???
 
Het nieuwe werken: je hoeft echt niet meer naar een sport of op fitness. Waar klagen we over?