vrijdag 6 maart 2015

Flexibele vergaderzaaltjes

Het hangt maar indirect samen met het hebben van flexplekken, maar ik wil het toch even genoemd hebben. Omdat we flexplekken hebben, heb je niet meer je eigen kantoor waarin je mensen ontvangt. We spreken dus regelmatig af in van te voren gereserveerde kamertjes of zaaltjes. Dat reserveren kan via een automatische reserveringssite, waarin je invult met hoeveel personen je komt en waarom en waartoe en zo. Dan ontvang je even later een mailtje van de zaal, die je heb gereserveerd - ja heus, van de zaal of de kamer. Alsof die dingen een eigen e-mailaccount hebben en lekker met personen zitten te mailen. 

Maar goed, nu is ons hoofdgebouw stevig in verbouwing. Overal worden zalen gesloopt, bij elkaar getrokken en van het nodige glaswerk voorzien. Zo wordt het lichter in de gangen en kunnen er grotere groepen in de klaslokalen. Dat levert op: minder zalen.

Het computersysteem houdt dat niet bij. Het systeem mailt blijkbaar niet naar de zalen, de zalen ook niet naar het systeem. Al twee keer stond ik daarom deze week voor een verrassing. Eén vergadering zou plaatsvinden in een wat grotere zaal - die helaas net onder handen werd genomen door de bouwvakkers. Er was slechts leegte en stof, tohu wabohu, zullen we maar op z'n oudtestamentisch zeggen. Toch maar verhuisd naar een andere zaal, ondanks de mail van de eerste dat we hem gereserveerd hadden. (We hebben niet teruggemaild: "Sorry, joh, vergaderen doen we niet in stof en as, en zeker niet zonder stoelen." Dat leek ons ook weer iets teveel.)

De tweede keer was het nog erger. De vergaderruimte die we hadden gereserveerd, bestond niet. Het was als het huis van Syrius Black in de Harry Potter-serie. De nummers ernaast bestonden wel, maar het nummer van de gereserveerde zaal niet. Tja, dan kun je natuurlijk naar je toverstok grijpen... maar een ander zaaltje pakken om toch even te vergaderen leek ons handiger. Ben benieuwd naar volgende week!

dinsdag 24 februari 2015

Flexibele computerstoring

Laatst hadden we computerstoring op het werk: geen mail kwam binnen, geen contact met het wereldwijde web. Normaal gesproken neem je dan een boek of tijdschrift en ga je iets lezen om het na een kwartiertje of halfuurtje nog eens te proberen. Maar met die flexplekken gaat het anders, want je hebt geen boeken of tijdschriften in je kamer, nou ja, de kamer die je dan toevallig bezet houdt. Er gebeurt iets heel anders. 

Eerst kon ik nog even in mijn agenda kijken of ik nog iets niet-computermatigs moest doen. Nee, dat was niet het geval, want de bibliotheek had ik al bezocht en mijn bespreking had ik al voorbereid en zou nog een uurtje op zich laten wachten. Dan toch maar op zoek: de flexkamer uit en de hal in. Daar liepen meer mensen rond, die verkondigden dat er een computerstoring was. Juist, die waren dus ook op zoek naar iets anders om te doen en hadden geen boeken of tijdschriften of collega's om tegen aan te praten. 

Binnen de kortste keren liepen er een boel mensen op de gang en waren die allemaal met elkaar aan het kletsen. Ik zelf kwam een lezende collega tegen, die ik even lastig viel. Hij had dus indirect last van de computerstoring, via mij... Daarna kletste ik even bij met de collega's van mijn eigen sectie. Niet dat we elkaar nu zo ontzettend veel te vertellen hadden, maar het was toch een gedeelde ervaring, die computerstoring.

Toen het in de hal tussen al onze flexkamertjes weer rustig werd, meende ik te mogen constateren dat de storing weer voorbij was. Maar goed, het was toch een zeer sociale storing geweest. Op naar de volgende.

woensdag 14 januari 2015

Flexibel in- en uitchecken


Nu ik er goed over nadenk, merk ik dat ik eigenlijk vier werkplekken heb: een flexplek in de faculteitsgang van de VU, een flexplek in de trein, een vaste plek in mijn studeerkamer thuis en een flexplek in de huiskamer. Voor twee van die flexplekken moet ik in- en uitchecken: aan de VU, omdat de gang gesloten is voor niet-medewerkers, en in de trein, omdat... tja, dat weet ik eigenlijk niet. Niet omdat ik betalen moet, want ik heb een abonnement. Misschien dus omdat de NS wil bijhouden waar al hun passagiers zich bevinden?

Als ik dus niet thuis werk, heb ik altijd een kaartje bij me: mijn VU-pas en mijn ov-chipkaart. Beide kaarten hebben meer functies dan voor het in- en uitchecken alleen. Met de VU-pas kan ik koffie en thee halen en met mijn ov-chipkaart kan ik ook in de tram – tenminste, als ik hem heb opgeladen.

Nu doet zich de laatste tijd zich het vreemde verschijnsel voor dat ik zo gewend ben aan het bij me dragen van die pasjes, dat ik ze thuis begin te missen. Zou ik mijn jongens zo gek krijgen om een pasjessysteem te verzinnen. Dat kan dan gelijk gelden als inlogpasje voor het internet: na zoveel uur per week sluit het internet zich af op hun computers. En als pas voor de koelkast: niet meer dan zoveel glazen drinken op een dag. Als pas voor de tv: niet meer dan één film per week. O ja, en de pas is weer op te laden door het doen van een klus in het huishouden: was ophangen is 1 punt, koelkast schoonmaken 3 punten, glas in de glasbak doen 2 punten. Ja, al die pasjes brengen mij wel op een idee.

zaterdag 3 januari 2015

Flexibel recenseren

Omdat ik redelijk ver van de flexplekken woon waar ik werk, reis ik met de trein heen en weer. Die trein beschouw ik net zozeer als mijn flexplek als de flexplekken aan de VU. Je kunt in de trein tenslotte uitstekend lezen en aantekeningen maken voor een recensie, bijvoorbeeld. Werk dat ik aan de VU niet doe, omdat iedereen door die glazen wanden heen loopt te denken dat je lui een boek aan het lezen bent en ook omdat mijn computer dan op standby gaat en aan iedereen vertelt dat ik er niet ben.

Dus las ik onlangs een interessant boek in mijn onderzoeksgebied, de dissertatie van Alinda Damsma over de Tosefta-Targumim van het boek Ezechiël. Het eerste hoofdstuk gaat over een nogal esoterische, joodse tekst, waarvan er verschillende versies bestonden. Er zat nogal wat humor in, bijvoorbeeld dat Sanherib in de hel aan Nebukadnezar gaat uitleggen wat hij fout gedaan heeft. Bovendien lopen die twee heren elkaar nogal uit te schelden, daar beneden. Aangekomen op station Lelystad kon ik het boek niet wegleggen. Ik ging op een bankje op het juiste perron zitten en las gestaag verder in dat kwartiertje dat ik moest wachten. De bladspiegel ziet er als volgt uit.


Er waren wel meer mensen aanwezig op het perron, zoals gewoonlijk. Een jongeman liep wat heen en weer, stond dan weer stil bij mijn bankje, ging weer weg. Na een aantal minuten kon hij zijn mond niet meer houden. Hij kwam naast me zitten en vroeg bedeesd, maar nieuwsgierig: “Mevrouw, wat leest u daar?” Tja, ga dan maar eens aan een totale buitenstaander uitleggen wat je leest. De Bijbel kende hij wel, maar de Targum natuurlijk niet, laat staan Tosefta-Targums. Hebreeuws kende hij als verschijnsel, maar Aramees dan weer niet...

En hoe maak je aan zo iemand duidelijk hoe grappig die tekst is over Sanherib en Nebukadnezar, als hij nog nooit van die personen heeft gehoord? Laat staan dat ik kan uitleggen waarom die twee heren iets te zeggen hadden over de hoogte van de eerste zeven hemelen en alle hemelen die nog daarna kwamen.


Misschien moet ik dit soort boeken toch maar voor een van mijn andere flexplekken bewaren.

dinsdag 23 december 2014

Flexibel afluisteren


Sinds wij flexplekken hebben en geen privéplekken meer, wordt er druk overleg gepleegd in de gangen. Dat zijn bij ons geen wandelgangen, al zijn ze daar lang genoeg voor. Het zijn eerder zitgangen, of misschien beter geformuleerd: hangplekken voor docenten. De een overlegt daar met een collega-docent, de ander met haar AiO. Weer anderen proberen daar studentdossiers te bespreken onder de vraag: mag deze student wel/niet worden toegelaten tot de master?

Als je zo een aantal keren op een dag die gang afwandelt, langs de hangplekken, kom je zo heel wat te weten. Al is het maar wat kennis over jezelf. Nieuwsgierigheid doet mij afvragen: wat bespreekt een docent vanuit Praktische Theologie met een docent vanuit Systematische Theologie? (“Waarom vraag ik me dit af: is er dan werkelijk geen verband tussen PT en ST?”) Waarom spreekt die ene hoogleraar vandaag allerlei mensen van verschillend pluimage? (“Heeft die hoogleraar niet een kantoortje kunnen huren? Was hij/zij daarvoor te laat?”) Wie zijn die twee mensen die op dit moment hier rondhangen en waarom ken ik ze geen van beiden? (“Ligt dat aan hen of aan mij?”)

Zelf zittend en vergaderend op zo’n hangplek ben je vaak zo druk in gesprek dat je helemaal niet doorhebt dat sommige mensen een paar keer langskomen: een (paar) keer voor de koffie, een keer voor college en dan weer terug, een keer voor het toilet, een keer om iemand op te zoeken. Je hebt dus ook niet door of zo’n wandelganggebruiker iets oppikt van de gesprekken. Laat staan of zo iemand z’n best doet om z’n nieuwsgierigheid te bevredigen en werkelijk probeert iets te verstaan van deze overlegjes.

Zouden er mensen zijn die extra vaak koffie gaan halen om zo iets nieuws te horen? Uit pure verveling (de hele dag op zo’n flexplek in een kale kamer naar een beeldscherm staren is ook niet alles) of uit brandende nieuwsgierigheid (wat gebeurt er nu weer en wat voor mastervariant wordt er nu weer uitgebroed voor volgend jaar)? Dergelijke afluisterpraktijken werken natuurlijk lang zo effectief niet als de NSA of de telefoontaps van de AIVD, maar het kan toch in ieder geval de tijd doden van verveelde collega’s en het is een stuk gezonder dan telefoontjes afluisteren of e-mailtjes van anderen lezen. Je beweegt nog eens wat in zo’n wandelgang.

Ai, nu ik op het idee gekomen ben dat je de wandelgangen kunt gebruiken om de hangplekken af te luisteren, moet ik toch eens beter opletten tijdens overlegjes of er niet mensen verdacht vaak langskomen. Het kan natuurlijk gaan om dorstige zielen op weg naar koffieautomaat of wc, maar je weet maar nooit.

zondag 30 november 2014

Flexibele pet


Ik had mijn pet afgelopen dinsdag op mijn werk laten liggen. Niet op de algemene kapstok, maar op een haakje bij een van de flexplekken. En dat is iets anders dan je pet laten liggen op je eigen werkplek, want dan vind je hem de volgende werkdag weer terug op dezelfde plek, want het is tenslotte jouw eigen plek. Zo niet met flexplekken.

Eenmaal in de trein bedacht ik het me pas en dan doe je er niets meer aan. Maar intussen bedacht ik mij kilometers lang wat er met mijn dierbare pet zou gebeuren. Ik ben hem al eens kwijt geweest, een aantal jaren geleden. Nergens meer terug te vinden, totdat ik met Sinterklaas een treiterig gedichtje moest voorlezen en ik opeens snapte dat ik hem per Sint-pakketje weer terug kreeg. Helemaal uit Spanje, zei het gedicht, maar aan de glunderende snoet van mijn oudste dochter te zien had ik hem bij haar had laten liggen. Maar dat zou nu, met die flexplekken, niet gebeuren. Daar helpt geen lieve Sint aan, en ook geen Pieten – van welke kleur dan ook.

Bij Duivendrecht kon ik mijzelf nog wijsmaken, dat ze mijn arme pet wel gewoon zouden laten hangen. Maar toen we Weesp eenmaal voorbij waren, wist ik zeker dat die mogelijkheid eigenlijk tot nul moest worden gereduceerd. Maar waar zouden ze hem laten. Bij de dames van de receptie, natuurlijk, dacht ik bij Almere Muziekwijk. Of misschien op de bar van de lounge, bedacht ik me bij Almere Centrum. Zouden ze hem op het “prikbord” gaan hangen, vroeg ik me af, terwijl ik weer een gratis safariritje langs de Oostvaarders Plassen kreeg. Waar zou ik andermans pet laten als ik die zou vinden, vroeg ik me sinds Lelystad Centrum af?

Twee dagen later vond ik hem weer: op de algemene kapstok bij de ingang van onze gang. Hij lag daar keurig op mij te wachten. Het is een heel flexibele pet!

woensdag 12 november 2014

Flexibele verantwoordelijkheid


Op de werkplek waar ik het liefste werk en die ik inmiddels al bijna ‘mijn werkplek’ ben gaan noemen, is het toetsenbord wat aan het verslijten. De ‘r’ doet het regelmatig niet, zodat ik mensen soms ‘hatelijke’ groeten doe toekomen onderaan mijn mail. Ik ben daar alweer zo aangewend, dat ik nooit een mail verstuur zonder te kijken of ik weer hatelijk aan het groeten ben of mensen ‘goeten’ toestuur, wat dat dan ook mogen wezen.
Nu viel me gisteren op dat inmiddels ook de ‘t’ begon de haperen. Dan wordt groeten wel heel akelig: ‘me haelijke goeen’, komt er dan te staan. Daarover kunnen mensen over 300 jaar dan weer eens flink over nadenken: Wat heeft ze daarmee bedoeld? Zou het een technische fout zijn, of een menselijk? Of is het toch een vorm van ironie of een bijzondere vorm van e-taal die we nog niet ontdekt hebben?

Nu gaat het me niet om de toekomstige archeologie, maar om iets anders. Dit zielige toetsenbord doet bij mij de vraag rijzen wie nu eigenlijk verantwoordelijk is voor toetsenborden op flexplekken, en dan voor dit toetsenbord in het bijzonder. Bij niet-flexibele werkplekken is het duidelijk: het toetsenbord dat je altijd gebruikt, is jouw verantwoordelijkheid als het niet meer naar behoren functioneert. Niemand anders zal opmerken dat het niet meer goed werkt, dus niemand anders zal gaan klagen bij de instantie die gaat over toetsenborden.
Nu met de flexplekken weet ik het eigenlijk niet meer. Moet ik gaan klagen (als ik al weet bij wie)? Het is mijn toetsenbord niet! Het is tenslotte een flexplek. Ik zit er niet alleen. Anderen zitten er net zo vaak of misschien vaker achter. Maar ja, als ik het niet doe, dan doen anderen het om dezelfde reden waarschijnlijk ook niet. Dus voelt niemand zich verantwoordelijk voor dit arme toetsenbord.  Is dat nu flex-verantwoordelijkheid? Of moet er dan een soort rouleersysteem komen: Je ben verantwoordelijk voor het toetsenbord dat je toevallig op de eerste maandag van de maand gebruikt. Is dat doenlijk? Of moeten we er toch een flex-commissie op zetten die iedere maand alle toetsenborden controleert? En natuurlijk alle beeldschermen, telefoons, stoelen, tafels, etc.
Ik heb de neiging om af te wachten. Kijken of iemand anders zich sneller aan het missen van de ‘r’ en de ‘t’ ergert dan ik. Kijken of er nog meer letters uitvallen, bijvoorbeeld de ‘e’, zodat ik straks mijn mails slechts ‘m halijk gon’ kan afsluiten.

Mocht u ooit een dergelijke groet tegenkomen, dan weet u in ieder geval met welk toetsenbord die gemaakt is. En het geeft u inzicht in de persoon die de mail schreef: net zo weinig of nog minder verantwoordelijkheidsgevoel voor flex-toetsenborden als ik.

M haljk gon, vln